Selecteer de taal

Subsidient: Anoek van den Bosch/Universiteit Utrecht
Subsidie: S171.69

Het kanaliseren van rivieroevers in Noord-Zweden voor houttransport zorgde voor verarming van de biodiversiteit van deze ecosystemen. Onderzoek toonde dat oever restauratie niet heeft geleid tot een verrijking van de biodiversiteit. Na restauratie hebben zaden al aanwezig in de grond; de zaadbank, als eerst de mogelijkheid om te kiemen. De zaadbank kan daarom een belangrijke rol spelen in de dynamiek van oeverbank vegetatie na herstel. In dit onderzoek richt zich op de vorming en samenstelling van de zaadbank na oeverbank restauratie in Boreale rivieren. Twee gekanaliseerde beken zijn vergeleken met zes beken waar de geomorphologie is hersteld tussen 1995 en 2013. Het effect van kanalisatie op de compositie van de zaadbank was is onderzocht met, een zaad stranding experiment, zaadbank monsters en vegetatie opnames. De resultaten liet een vergelijkbare strandingskans zien aan de oevers van gekanaliseerde en gerestaureerde rivieren. De zaadbanken waren over het algemeen vrij soorten en zaden arm. Wel of geen oeverherstel en tijd na restauratie speelde geen rol in de samenstelling van de zaadbank. Er waren wel implicaties dat er minder “niet-locale” soorten aanwezig zijn in de gekanaliseerde zaadbank, wat een reden kan zijn voor langzaam herstel van de oeverbank vegetatie. Meer onderzoek naar niet-locale zaadsoorten in de zaadbank na oever restoratie zal daarom nodig zijn  om de rol van de zaadbank in vegetatie herstel te bepalen.